OPGANG NAAR PASEN – Jeremia 1,11-12

Dit schilderij van Vincent van Gogh is mij dierbaar omdat ik er een beeld in zie van Pasen. In Jeremia 1 blikt de profeet terug op zijn roeping. Als Jeremia geroepen wordt is hij een jongen van een jaar of 14-15, zoon van een priester in Anatot. Jeremia krijgt een loodzware taak. Hij moet het volk van God de ondergang aanzeggen, de teloorgang van al het oude en de opkomst van het volkomen nieuwe.

Jeremia zal de geschiedenis ingaan als de profeet van net voor de ballingschap van Juda en de val van Jeruzalem. Maar hij is ook de profeet die het nieuwe verbond aankondigt; de nieuwe omgang tussen God en zijn volk, de nieuwe gerechtigheid, vrede en ontferming. Bij zijn roeping krijgt Jeremia twee beelden te zien. Er is een gloeiend hete kookpot, die overhelt vanuit het noorden. Daar komt het onheil vandaan: vijandige volken – Babel – die als een stormvloed over Jeruzalem zullen komen.

Dat is overigens geen onafwendbaar noodlot. Profetie is geen toekomstvoorspelling die automatisch in vervulling gaat. Het is vooral een dringende oproep tot omkeer en vernieuwing van je leven.

Maar voor dat tweede beeld van die kokende pot krijgt Jeremia eerst nog iets anders te zien en dat heeft hier de nadruk. Wat zie je Jeremia? Ik zie een amandeltak. Een dun amandeltwijgje, zo’n takje dat aan het einde van de winter in bloei is gekomen, met tere, ontluikende bloemetjes tegen de strakblauwe lucht.

In het Hebreeuws lijken de woorden ‘amandelboom’ en ‘waken’ als twee druppels water op elkaar. Zo wordt deze bloeiende tak tot een waakboom, een teken van de waakzame God. Zo, zegt de HERE God, waak Ik over mijn woord om dat gestand te doen.

Wij leven in bewogen dagen, van crisis; van angst en onzekerheid. We worden opgeschrikt door berichten van dreiging en dood. Maar midden in onze winter bloeit de waakboom. Midden in het donker is er een teken van licht, van hoop. Een teken van de God van Pasen. Van het lege graf. De Opgestane Christus die ons zijn handen toont en zijn vrede schenkt.

Dit jaar kunnen wij niet naar de kerk met Pasen. Zelfs de tekens van brood en wijn kunnen we niet met elkaar delen. Je voelt leegte en gemis. Maar als we – zoals onze premier zegt – even een ‘frisse neus’ kunnen halen zien we misschien een tak die in bloei staat. Zien we een teken uit het dagelijks leven dat ons voorhoudt dat de dood het einde niet is. Dat God niet laat varen de werken van zijn handen.

Het is waar, het zijn maar frêle, aarzelende bloemetjes die afsteken tegen de leegte. De boodschap van de gekruisigde die is opgewekt is een aangevochten boodschap. Maar het geloof put er moed uit, toch moed uit. De werkelijkheid wordt omgekeerd.

Midden in de dood zijn wij in het leven. Laten we zo toeleven naar Pasen. Ingetogener en stiller maar met goede moed.

‘Houd in gedachten, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt.’

ds. Gerrit van Meijeren