Overdenking ds. Van der Wel zondag 17 januari

Gemeente van Jezus Christus,

De zondagen na het kerstfeest kennen vaste lezingen. Die lezingen proberen elk iets te laten zien van wie Jezus is. Er wordt ons iets onthuld, iets duidelijk gemaakt. Zo lazen we na kerst over de magiërs uit het Oosten, wordt op de tweede zondag vaak de doop van Jezus gelezen en op de derde zondag, vanmorgen, altijd het verhaal van de bruiloft te Kana.

Nu kun je zo’n verhaal op velerlei niveaus lezen en dat maakt het juist zo aantrekkelijk. Waarschijnlijk zie je bij de eerste lezing vooral het wonder. Knap om water in wijn te veranderen. Echter, voor je het weet, is Jezus een soort tovenaar geworden die alle natuurwetten tart en daarom dus heel bijzonder is. Toch doen we daarmee het verhaal tekort. Johannes vertelt het immers niet als een spectaculair verhaal. Hij is helemaal niet geïnteresseerd in Jezus als wonderdoener en het verhaal van de bruiloft te Kana zit boordenvol met verwijzingen naar andere verhalen

Helaas zijn er maar enkele mensen in de kerk, anders zou ik een klein testje bijbelkennis willen doen en vragen welke woorden opvallen. Gelukkig hebben een aantal meelezers wel vast hun best gedaan en opvallend is inderdaad dat ze allen wijzen op die diepere verbanden. Ik ga er vanmorgen een paar aan de orde stellen, om daarbij ook wat lijntjes naar ons leven van vandaag te trekken.

Opvallend is dat Johannes niet spreekt over wonderen. Hij noemt wat Jezus doet een teken. Het betekent iets, het verwijst naar iets, het wil onze blik richten op datgene wat buiten ons gezichtsveld ligt. Hij beschrijft Jezus niet als een wonderdokter of tovenaar, maar als een mens van God in ons midden. Jezus laat ons in zijn leven zien wie de Eeuwige is, verbeeldt zijn aangezicht onder ons. Als hij in ons midden is, krijgen gewone dingen een diepere betekenis, verwijzen ze naar het geheim dat we God noemen, wordt ons een blik gegund op hoe het leven is bedoeld. Jezus is niet de zoveelste mannetjesputter die met brood en spelen mensen aan zich bindt, maar eerder degene die het gewone bijzonder maakt. Eerder van het kleine geluk, dan van het omgooien van de wereldorde. Maar misschien is juist dat kleine veel doeltreffender om de wereld te veranderen. Ik werd deze week door een vriendin gewezen op het lied ‘ik geloof’ van Jeroen van Merwijk, gezongen door zijn vrienden, nu hij ernstig ziek is. Een prachtig lied over hoe het kleine het verschil maakt.

Terug naar het verhaal dat veelzeggend begint: op de derde dag. Kijk dan moeten we onze oren spitsen. Want die derde dag is overal in de bijbel een beslissend moment. Zo ging Abraham met Isaak op de derde dag de berg op en liet God zich zien. Op de derde dag openbaarde God zich aan Mozes op de berg Sinaï. Die derde dag is de dag waarop de Eeuwige zijn mensen tegemoet komt, de dag van de ontmoeting.  De evangelist Johannes omsluit het leven van Jezus met die woorden. Zijn eerste zichtbare teken was op de derde dag. Aan het eind van het evangelie is hij op de derde dag verrezen. Zo’n openingsvers is uiteraard niet willekeurig gekozen. Als het erop aan komt, als de beslissing aanstaande is, dan blijkt de Eeuwige nabij, dan wordt Hij een ogenblik zichtbaar! Als het erom spant, als het leven kwetsbaar blijkt, als de wijn op is, dat is het moment waarop God het verschil maakt.

Er is een bruiloft in Kana in Galilea. Bij het woord bruiloft licht de hele bijbel op. We hoorden vanmorgen hoe Jesaja een beeld schetst van de toekomst. Dit laatste gedeelte van Jesaja is geschreven als de bannelingen terug gaan naar Jeruzalem. Bijna ben je geneigd om te zeggen: en ze leefden nog lang en gelukkig. Maar niets is minder waar. Ze komen in een stad die volledig in puin ligt en waar ze door de achterblijvers met enige achterdocht worden bekeken. Maar juist daar op de puinhopen, te midden van gebroken relaties, klinkt het loflied op de liefde van God voor deze stad, voor deze mensen. Ik stel me dan voor hoe ze elkaar vertelden hoe mooi Jeruzalem is, terwijl ze puin ruimden, elkaar leerden kennen en droomden van de morgen. Zoals juist op moeilijke momenten het leven je zo lief kan zijn en je zo kunt genieten van klein geluk.

Er is een bruiloft in Kana in Galilea. Tussen de gasten zien we Jezus’ moeder en zijn net geroepen leerlingen. Dan gebeurt datgene dat iedere gastheer of vrouw het meeste vreest. Er blijkt niet genoeg wijn te zijn. Het feest dreigt als een nachtkaars uit te gaan. Nog maar net waren we blij met de komst van een vaccin, licht aan het eind van de tunnel en nu moeten we nog voorzichtiger zijn. Je bent net afgestudeerd, het leven lacht je toe, maar na ettelijke sollicitaties blijk je nergens welkom. Je bent tot over je oren verliefd, maar hij kiest toch voor een ander. Je hebt net een huis gekocht en dan verlies je je baan. Je kijkt uit naar je pensioen, maar dan wordt je partner ziek. Het leven lacht je toe en dan wordt alles je uit handen geslagen. Wat een feest had moeten zijn, ontaardt in een nachtmerrie.

Maria schiet in de regelstand en Jezus reageert schijnbaar lomp en afwijzend. Wat wilt u van me? Ik vind het altijd opvallend dat Maria zich totaal niet uit het veld laat slaan door die opmerking. Blijkbaar hoort zij niet de afwijzing die wij er vandaag wel in horen. Geweldig vind ik haar reactie. Ze geeft rustig aan de bedienden de opdracht te doen wat Jezus vraagt.

Vul de vaten met water, zegt Jezus, en de bedienden doen wat hij vraagt. Dat is geen klein klusje. Die watervaten zijn ongeveer 100 liter groot. Er staan er zes. Er moet water worden geput of gehaald, dat moet vervolgens in de vaten worden gegoten. Een klus om je mouwen voor op te stropen. Maar zonder morren wordt het gedaan. Als ze vervolgens het water scheppen en aan de ceremoniemeester brengen blijkt het water te smaken als de allerbeste wijn.

Er is geen aandacht voor het hoe van dit teken. Het wordt bijna terloops verteld.  Jezus is uiterst bescheiden aanwezig. Zijn eerste teken is niet het houden van een overweldigende speech, of het in vervoering brengen van een menigte. Rustig en bescheiden redt hij een boerenbruiloft. Als de bruidegom er is kan het feest toch niet verloren gaan!

Water smaakt als de allerbeste wijn. Zoals die ene keer toen je na een lange wandeling met je handen water schepte uit een borrelend stroompje. Of toen je na een lange tijd van zorgen voor het eerst weer eens onbedaarlijk moest lachen. Water smaakt als wijn wanneer we elkaar straks weer gewoon mogen aanraken en onbevangen de hand schudden. Wat zal het slokje wijn bij de tafelviering heerlijk smaken als we na maanden van kerkdiensten voor een scherm weer bij elkaar kunnen zijn in De Open Hof en brood en wijn zullen delen.

Jezus eerste teken laat het ons al zien. Als ik in jullie midden ben smaakt water als de allerbeste wijn. Ons rest niet anders te doen dan wat voorhanden is. Gewoon de watervaten vast vullen, gewoon vast een voorproefje nemen op dat rijk. Doen wat je kan om het leven mooier en beter te maken. Er zijn voor een ander, eenvoudigweg je mouwen opstropen om de vaten te vullen. Water zijn in de woestijn. Ondertussen voeden we met elkaar het vertrouwen dat er altijd weer een derde dag zal zijn. Een dag waarop ons aangedragen water smaakt als de allerbeste wijn. Zoals het lied dat mij deze week werd aangereikt zingt in het refrein:

En met het risico dat ik voor gek wordt versleten
Geloof ik dat alles ooit mooi wordt en goed
Met de moed van de wanhoop en tegen beter weten in
Blijf ik geloven, omdat dat wel moet.[1]

Een bruiloft in Kana was het eerste teken. Het geeft ons het vertrouwen dat er altijd weer een derde dag komt, een dag waarbij de Eeuwige zich laat zien, waarop het licht de nacht verdrijft en we weer het glas mogen heffen: Lechajim, op het leven.

[1] Jeroen van Merwijk, Ik geloof.